Duits : Teichrohrsänger
Engels : Reed Warbler
Frans : Rousserolle effarvatte
Fries : Karrekyt
Betekenis wetenschappelijke naam:
spitskoppige die in het biesveld leeft.
‘Karekiet’ is als klanknabootsing gevormd. Maar het geluid is duidelijk anders dan dat van de Grote Karekiet.
Ook de Kleine Karekiet nestelt in rietland en z’n andere namen haken in op deze biotoop en op het formaat ten opzichte van de ‘grote’: Enkele Karrakiet, Enkele Riet- mus (ONB), Karrakietje, Kleine Rietzanger - omdat z’n geluid veel op dat van Riet- zanger lijkt - , Raitvink (Gr), Reetmösj (Lb), Rietfluiter, Rietpie-per(tje) (Sco, ZBW) - welke benaming ook wel voor andere rietzangers wordt gebuikt -, Rietmosse (ZBW), Rietmus (NB, OZV) en Rietvink(je). Zie omtrent ‘mus’ bij de Grote Karekiet.
De volksnaam Heggeteut (Twe) doelt op z’n liedje, dat vanuit de dichte vegetatie klinkt. Een Belgische naam is Kempenaarke.
Misschien waren ‘Haarksteder raitvinken’ (Gr) vreemde vogels. In ieder geval kon degene die vroeger in een veenachtige, armoedige streek woonde een dergelijk scheldwoord verwachten.