In Amsterdam wordt een groote mond een slabek, een slasmoel of een slamond genoemd; ook iemand die zoo'n mond opzet, heet een slabek, vgl. Slop, 233: Maar wat 'n slabekken! wat zeg-je me daarvan? ze zouen je waarachtig door de straat brengen, zulke kletswijven; Jord. 72: Toch durfde niet één der Paard-in-de-Schout-beschimpers zich op hem werpen, omdat hij zelf zoo'n brutaal prevelement had en een sla-bek voor tien, vol wreed en wrang gevloek en gedreig; Jord. II, 177: En voor den kijvenden slabek van zijn vrouw Nel, trilde hij van nerveuzigheid; bl. 129: Dan weer zet je een slabek en een kol (hebr. kool, stem) en schreeuw je; bl. 309: As je 'n mut aarepels in je slabek gooit.... seit de laatste nóg.... plomp! bl. 486: En je moeder.... die haaibaai....', die slabek; Kunstl. 2: Kom, penneprikker, laat d'r je lijfie er eis beefe! Soo! soo! maar geen slabek van kuresou!; bl. 270: Zoo lapte ie dat sluwigjes en suste ie haar sla-mond; Falkl. V, 56: Hou je slabek dicht; Nest. 54: ‘Trijn’ riep ze met d'r slasmoel, d'r is iemand voor je. - Deze naam is ontleend aan iemand, die luide roept dat hij sla te koop heeft, en daarbij den mond wijd moet openzetten.
Inloggen
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Favorieten
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen:
- Je eigen Ensie account
- Direct toegang tot alle zoekresultaten
- Volledige advertentievrije website
- Gratis boek cadeau als welkomstgeschenk