Slabek of slasmoel
In Amsterdam wordt een groote mond een slabek, een slasmoel of een slamond genoemd; ook iemand die zoo'n mond opzet, heet een slabek, vgl. Slop, 233: Maar wat 'n slabekken! wat zeg-je me daarvan? ze zouen je waarachtig door de straat brengen, zulke kletswijven; Jord. 72: Toch durfde niet éé...