Nederlandse spreekwoorden

F.A. Stoett (1923-1925)

Gepubliceerd op 10-03-2020

In rep en roer

betekenis & definitie

D.w.z. in opschudding, in beweging, in beroering; eig. aan het reppen en roeren, welke werkwoorden beide bewegen’ beteekenen.

Vgl. mnl. en 17de eeuw roer in de uitdr. in roere sijn; in roere stellen, werden, enz. Bij De Brune, Bank. II, 316: Dit is de rede, waerom de ziele van een mensch geduyrich in rep en roer is; R. Visscher, Brabbeling, 155: in rep en roeren; evenzoo bij Hooft, Ged. II, 264:Icksie, langs Diemerdijck, een stofwolck herwaerts trecken;

In rep en roeren is de Waeterlandsche zy.

Pers, 476 b; 617 a; 669 a; 891 b: in rep en roer{e); Brederoo I, 132, vs. 830; 248, vs. 151; Paffenr. 5: in rep en roeren; in V. Janus III, 46: in rep en roer, Halma, 538: Alles was in rep en roer, tout étoit en allarme; Harrebomée 1,218; Villiers, 104. Bij Harduyn, Goddel. Lofsanghen, 172: in schrickel en in rure; voor Zuid-Nederland vgl. Antw. Idiot 1024: in rep en rure (roeren); fri. yn rep en roer naast yn top en takel.

< >