‘Dat past men toe op ymand, die ergens geweest is, zonder het merkwaardigste te beschouwen’ (Tuinman I, 30).
Zie Servilius, 23*: wat maket men te Romen, als men den paus niet en siet, Campen, 81: wat soldick te Romen doen als ick den Paeuws niet en saghe; De Brune, 210: Wat nut van Roomen, of ghe niet, wanneer men daer de Paep niet ziet? De zegswijze komt in hare tegenwoordige gedaante het eerst voor bij Tuinman. Zie Wander III, 1719: In Rome gewesen sein, ohne den Papst gesehen zu haben; it. essere stato a Roma senza aver veduto il Papa; Huygens I, 299, vs. 165-169; Joos, 76. Ook in het oostfri.: hê is in Rôm west un hed de paus nêt sên; Jahrb. 38, 161: heis na Roum wiâsen un hâwt den Pabst nig eseen.