Nederlandse spreekwoorden

F.A. Stoett (1923-1925)

Gepubliceerd op 10-03-2020

Hij is schaakmat

betekenis & definitie

D.w.z. hij is vastgezet (in een redetwist); hij weet geen uitweg meer.

Het eerste deel van dit woord is ontleend aan het Perzische sjâh, koning; het tweede aan het Arab. mât, hij is gestorven, hij is dood, zoodat het geheele woord eig. beteekent de koning is dood. In de 17de eeuw wordt de uitdr. aangetroffen in Winschooten, 221: Schachmat, de Kooning is dood; Gew. Weeuw. II, 52: Dan kunnen wy hem zeer gemakkelijk schaak mat zetten. In de 18de eeuw vinden we nog de schrijfwijze schach mat (zie Van Effen, Spect IX, 111); in het mnl. kende men en en scaecende mat maken, dat nog voorkomt bij De Brune, Bank. II, 276 en Sewel, 693; 16de eeuw schaecen mat staen, geheel overwonnen zijn.

In denzelfden zin gebruikt men iemand mat zetten, mnl. mat, evenals fr. mat naast échec et mat. Zie Ndl. Wdb. IX, 302; XIV, 128; Afrik. iemand skaakmat sit, Schoolblad XLIV, 362: Op de algemeene vergaderingen, waar de drommen afgevaardigden der steden geheel het platteland schaakmat kunnen zetten; en vgl. fr. échec et mat; hd. jem. schachmatt machen; eng. to be checkmated. Zie Dozy, Oosterlingen, 79.

< >