Nederlandse spreekwoorden

F.A. Stoett (1923-1925)

Gepubliceerd op 10-03-2020

Eeuwig en erfelijk

betekenis & definitie

D.i. voortdurend, van geslacht tot geslacht, immer en altoos, eeuwig en altijd; mnl. ewelike ende erflike; erflick ende ewelick; fri. ivich en erflik. Vgl. o.a. [i]C.

Wildschut [/i]I, 189: Mevrouw S. speelt eeuwig en ervelijk Reversi; zie verder Mnl. Wdb. II, 760; Bergsma, 20: arfeliken eeuwig; eeuwig en arfelik en De Bo, 309 b, die een paar plaatsen citeert, waar deze uitdr. voorkomt. Thans zegt men in het Westvlaamsch: eeuwig en ervig; in Antwerpen: eeuwig en erf(Antw. Idiot. 399).

< >