Lexicon Nederlandse auteurs

Josien Moerman (1984)

Gepubliceerd op 11-05-2021

Verwey, albert

betekenis & definitie

(1865-1937) Ned. dichter, behorend tot de Tachtigers. V. doceerde letteren te Leiden en was van 1885-'89 redacteur van 'De Nieuwe Gids'; hij stapte op na een conflict met W.

Kloos. Daarna richtte hij met Lodewijk van Deyssel 'Het Tweemaandelijksch Tijdschrift' op en in 1905 'De Beweging'. Zijn vaak moeilijk toegankelijke poëzie berust op een filosofische kunsttheorie. Hierin is de Idee een godsgestalte die activeert tot scheppen en de dichter drijft tot vormgeving. V. zag het zich bewust worden van de Idee als doel en functie van de kunst en kende de kunstenaar de taak toe deze bewustwording te verwoorden, waarmee hij zich tegen het individualistische schoonheidsideaal van de Tachtigers keerde. Zijn bundel Aarde 1896 is een poging zich van deze opdracht te kwijten. Enkele andere bundels: Persephone 1885, Het blank heelal 1908, De getilde last 1927, De ring van leed en geluk 1932, Het kind van het land 1937. V. schreef ook belangwekkende literaire studies, zoals Het leven van Potgieter 1903 en Vondels vers 1927, essays, kritieken en toneelwerk. In 1982 werden brieven van hem en L. van Deyssel gepubliceerd onder de titel Briefwisseling L. van Deyssel-A. Verwey.

< >