NBW

Redactie P.C. Molhuysen en PJ. Blok (1914)

Gepubliceerd op 11-05-2022

Wylich, gadert, goddert of godfried van

betekenis & definitie

WYLICH (Gadert, Goddert of Godfried van), heer van Grubbenvorsten Huet, drost van Gennep, overl. 14 Dec. 1486, begraven te Schledenhorst, zoon van Adolf, heer van Wylich, Diesfort en Huet en van Hilla van Hessen, verscheen in 1436 als getuige bij het teekenen van den vrede tusschen hertog Arnold van Gelder en hertog Amold van den Berg, kwam in 1440 te Strünckede voor; 1443 werd hij raad van den hertog van Gelder genoemd, 1445 diens gezant en sloot voor hem den vrede van Brabant; in 1450 vergezelde hij Johan, hertog van Cleef, naar het heilige land; in 1460 werd hij, als erfgenaam van Aleidis van Baersdonck, met de halve hooge heerlijkheid Grubbenvorst, het goed Baersdonck en het goed te Wamel beleend, evenzoo 1465 en 29 Sept. 1473. 25 Juli 1476 stichtte zijn broeder Hendrik met zijn toestemming in de kerk te Dornick de vicarie van St. Nicolaas en St.

< >