NBW

Redactie P.C. Molhuysen en PJ. Blok (1914)

Gepubliceerd op 11-05-2022

Ries, hans de

betekenis & definitie

RIES (Hans de), geb. te Antwerpen Dec. 1553, overl. te Alkmaar 14 Sept. 1638. Uit roomsche ouders geboren, voegde hij zich eerst bij de hervormden, daarna, uit weerzin tegen het gewapend ter preek gaan, bij de doopsgezinden.

De onder dezen heerschende gestrengheid bewoog hem omstreeks 1576 zich naar Noord-Holland te begeven, en zich aan te sluiten bij de z.g. Waterlanders, wier leeraar Simon Machielsz. hem doopte en tot leeraar bevestigde. Hij was kassier bij een italiaansch koopman, die hem, in weerwil van hun geloofsverschil, zeer waardeerde; en huwde met eene weduwe, de moeder van Hans Bret, die in 1576 gevangen genomen en 4 Jan. '77 om den geloove verbrand werd. Zelf vervolging duchtende, ontweek hij met zijne vrouw naar Antwerpen; hij werd op een naburig dorp achterhaald, maar, dankzij de tusschenkomst van zijn patroon, weder vrij gelaten. Naar Aken getogen, maar daar geen veiligheid vindende, ging hij naar Noord-Holland, waar hij in 1577 onder de waterlandsche gemeenten eene nauwere vereeniging teweegbracht en als leeraar onder hen optrad. 22 Sept. van dat jaar had hij te Alkmaar eene bijeenkomst met 4 anderen, waarvan de uitkomst was, dat zij in eene soort van geloofsbelijdenis samenstemden en beloofden om volgens de hoofdpunten daarvan de gemeenten te onderwijzen. In April 1579 onderhandelde hij te Emden met eenige leden uit verschillende doopsgezinde gemeenten, waarvan een onderling verdrag het gevolg was.

In het laatst van dat jaar stond hij te West-Souburg aan het hoofd der z.g. ‘voetwasschers’, waarmede Johannes Gerobulus, herv. predikant te Vlissingen, een opzienbarend dispuut had gehad. Als gevolg daarvan werd de Ries in December gedagvaard om met een twintigtal zijner aanhangers te Middelburg te verschijnen. Hij voldeed eerst aan eene tweede oproeping, toen men voor zijne veiligheid had ingestaan. Hij werd er echter, naar het schijnt op aandrijven van hervormde predikanten, die tegen zijne scherpzinnige redeneeringen niet bestand waren, gevangen gezet, doch eerlang, na overkomst van iemand uit Dordrecht, die de regeering van het onbillijke dezer handeling wist te overtuigen, weder in vrijheid gesteld. Naar Holland teruggekeerd, geraakte d.R. in vriendschap met D. Vz.

Coornherten door dezen bekend met H. Lz. Spieghel. In eene in 1581 te Amsterdam gehouden vergadering van afgevaardigden uit vele waterlandsche gemeenten werd aan hem, Simon Micbielsz. en Jacob Jansz. Schedemaker opgedragen een ‘Bekentenisse’ des geloofs te schrijven en te doen drukken. Van 1593 tot '98 bediende hij de waterlandsche gemeente te Emden, waar hij zijn tweede vrouw verloor.

In 1599 koos hij Alkmaar tot woonplaats; hij plaatste zijn vermogen grootendeels in haringbuizen, omdat hij de visscherij voor het eerlijkste bedrijf hield, en wat later hertrouwde hij met Guurtje Jansdr.,die weinige maanden vóór hem, 3 Juli 1638, is overleden. Poorter der stad werd hij eerst 29 Oct. 1604. Tot zijn einde bevorderde hij de belangen zijner geloofsgenooten, ijverende voor vrede en verdraagzaamheid, stichtende door zijne geschriften, liederen en steeds op prijs gestelde prediking en ook de geneeskunst uitoefenende. Denijs van der Scheure hield op hem eene L/jc/c-Precdcafr'e over Gen. 25, v. 7-10. (Amst. 1683). Michiel Mierevelt heeft zijn portret geschilderd in 1619. Daarnaar bestaan gravures met Vondels lofdicht o.a. door W. Delff. Het is onzeker of het geschrift van d.R.

Over de menschwording des waaren Emanuels, Jesus Christus, opgesteld ten verzoeke der hoogduitsche doopsgezinden tot bevordering hunner vereeniging met de waterlandsche, is gedrukt. De Nootwendige verantwoordinge der verdructer waarheyt, nu ao. 1591, door Pieter Cornelisz. bestreden over het ambt der wereltlicker Macht en Overheydt, door d.R.enJacob Jansen verscheen alleen met den naam van den laatste (zie kol. 335). Het in 1581 door de Ries geschreven Tractaet By maniere van een Vaderlijcke onderwijsinge, verdeelt in 4. Capittelen. 1. Van hetrechte gebruyck der Tongen. 2. Van de Gierigheyt. 3.

Van getrouwe en onghetrouwe vrienden. 4. Van de Lijdtsaemheydt, is gedrukt achter het Kort- Verhaelvan de R.'s leven (de Rijp 1644). In 1581 of 82 verscheen zonder, een vierde druk reeds in 1603 met zijn naam: Zendbriefwaarin begrepen is een korte bekentenisse, bevestigd met de Heilige Schrift van eenige stukken, betreffende de menschheid van Christus en het voorkomen derzelve; Item bewijs uit de Heilige Schrift, dat Maria is uit den zaade ofgeslachts Davids. Het Liedtboeck, inhoudende schriftuerlycke vermaenLiederen-dewelke gheoeffent ende ghesongen worden onder die vereenighde Lidtmaten dergemeenten Christi (Rott. 1582, herdrukt Alkm. 1604, Amst. 1625, in de Rijp 1648, 1658 en 1681), dan eens met, dan eens zonder toevoeging der Psalmen, of van de Corte Belijdenisse des gheloofs. van d.R. en Lubbert Gerrits, voor de eerste maal in 1610 gedrukt en ook voorkomende in het Lied of Gezangboek (Alkm. 1604) met elkander 1618 te Hoorn uitgegeven als Hetboek der Gesangen, inhoudende alle de Psalmen, Lofsanghen ende geestelijcke Lieden, mitsgaders de belijdenisse des christelijcken gheloofs. De Corte Belijdenisse zag weêr het licht te Amst. 1624 en opnieuw aldaar 1741, de laatste met eene voorrede van dr. J.C.

Schmellentin, van wien daar in hetzelfde jaar eene vertaling in het duitsch verscheen. Eene vertaling in het latijn (Amst. 1723) was al voorafgegaan. Ook het Offerdes Heeren (1614) werd meermalen herdrukt.

Nog vermelden wij de volgende titels: Cort ende claerbewijs dat die twaelf jongheren daer d' Evangelist Lucas van meldet (Act XIX, 11) tweemael met water gedooptzijn (z.p. 1597); HistoriederMartelaaren, of waarachtige getuigen van Jezus Christus, die de Evangelische waarheid in veelerleye Tormenten betuigd, en met hun bloed bevestigd hebben, sint het jaar 1524 tot deesen tijd toe; waarby ook gevoegd zijn hunne Bekentenissen, Disputatiën en Schriften, uitdruckende hun ieder leevende Hoope, krachtig Geloove en brandende liefde tot God en zijne Heilige

waarheid (Haarl. 1615, 4o.), merkelijk vermeerderd met den titel Martelaars spiegel der weerelooze Christenen, Zedert Anno 1524 (Haarl. 1631, fol.); Ontdeckinge der dwalingen in het boeck van Nittert Obbes: Raech-Besem over t geschreven woort Godts (Hoorn 1627); t Fonteyntien, zijnde een corte onderrichtinge daerin alle menschen vermaent worden die waerachtige Spijse ende Dranck des eeuwigen levens te soeken (herdrukt in de Rijp 1644); Klaer bewijs van de eeuwigheydt ende GodheytJesu Christi, gericht tegen Daniël Zwicker (Haerl. 1672).

Zie: Kort-Verhael Van het Leven en de Daden van Hans de Ries (de Rijp 1644); J.S.S. Ballot,

Hans de Ries, zijn leven en werken in Doopsgezinde Bijdr. 1863, 104; 1864, 1; P.J.

Glasz, no. 30 der Geschriftjes ten behoeve van de Doopsgezinden in de verstrooiing; Catalogus van de Bibl. der Vereen. Doopsgez. gemeente te Amsterdam. Bruinvis

< >