NBW

Redactie P.C. Molhuysen en PJ. Blok (1914)

Gepubliceerd op 11-05-2022

Noordewier, michiel jan

betekenis & definitie

NOORDEWIER (Michiel Jan), verdienstelijk onderwijs- en opvoedkundige, 13 Sept. 1806 te Baflo in Gron. geb. en 9 Nov. 1865 te Assen overl. Voor 't onderwijs opgeleid op de school van H.J.

Nassau, bleef hij als secondant bij dezen mentor werkzaam tot 1832, toen hij benoemd werd tot rector der pas opgerichte latijnsche school te Winschoten. In 1835 promoveerde hij te Groningen tot doctor in de letteren op een Specimen paedagogico-philosophicum continens brevissimum conspectum paedagogices. Tot 1851 bleef N. te W i nschoten, toen vertrok h ij naar Assen, waar h ij de opvolger van Nassau werd. Van z ijn geschri ften noemen wij: Overzicht der Noordsche Godenleer (1842); Crito, een dialoog van Plato, vertaald en opgehelderd (1846); z ijne nog altijd waardevolle Nederduitsche rechtstoestanden (1853) en Een bijna vergeten hoofdstuk uit het leven onzer vaderen (1854). Verder opvoedkund i ge geschriften, als: Het tegenwoordige en de School (1849); Voorlezing over voorbereidende studie (zonder jaar); Over den wil; deszelfs vorming het hoofddoel derschool. Voorlezing (z.j.) en Overde kinderlijke gehoorzaamheid. Voorlezing (z.j.).

Eindelijk opstellen in Bijdragen Ned. gymnasiën, Magazijn van Ned. taalkunde, Themis e.a. tijdschriften. N. was geheel autodidact. Zijn verdiensten werden erkend door tal van geleerde genootschappen, die hem tot hun medelid benoemden.

Noordewier was gehuwd, sedert 1832, met Johanna Maria Meyboom.

Zie: Levensb. Letterk. 1866, 219.

Zuidema

< >