HENSCHENIUS (Godfried) of Henskens, geb. 21 Jan. 1600 te Venraai, gest.
11 Sept. 1681 te Antwerpen. Daar hij reeds vroegtijdig aanleg tot de studie toonde, werd H. naar het jezuïetencollege te 's Hertogenbosch gezonden, waar hij het onderricht in de oude talen genoot van P. Bollandus S.J. Op raad van een kloosterzuster, Beatrix geheeten, en om de zedelijke gevaren van het leven te ontvluchten, trad hij 22 Nov. 1619 in de orde der jezuïeten te Mechelen. Twee jaar studeerde hij te Leuven de wijsbegeerte, waar hij zijn jongeren broeder, Pieter H., als leekebroeder in dezelfde societeit ontmoette. Daarna vulde hij nog zijn latijnsche studies aan, terwijl hij tegelijkertijd zijn medeleerlingen in 't grieksch onderwees, te wier behoeve hij een beknopte grieksche spraakleer samenstelde. Als leeraar in de jezuïeten-colleges gedurende 5 jaar werkzaam, toonde hij zich een praktisch paedagoog en een bekwaam docent, die zonder moeite welk grieksch proza dan ook in 't latijn overzette. Voor zijn kennis van deze beide talen getuigen zijn niet onverdienstelijke bijdragen in de: Imago Primi Saeculi Societatis Jesu (Antv. 1640). Ofschoon zijn verlangen was als missionaris naar de noordelijke streken gezonden te worden, besloten zijn oversten den rijkbegaafden, kerngezonden, weetgierigen man aan P. Bollandus tot medehelper te geven. Want deze, die op zich had genomen naar eigen inzicht Rosweyde's werk te voltooien, was tot het besef gekomen, dat de schouders van één man voor den opgenomen last te zwak waren. Terwijl Bollandus de Acta Sanctorum van Januari, voorzien van korte toelichtingen, voor zijn rekening had genomen, belastte hij H. met die van Februari. H. zette zich onverwijld aan de Acta van den H. Amandus en den H. Vedastus en lichtte deze met zooveel kritischen zin toe, dat Bollandus, die totnogtoe slechts gedeeltelijk van Rosweyde's plan was afgeweken, tot een volkomen daarvan afwijkend opzet kwam. In de inleiding op de uit te geven Acta zou alle twijfel omtrent echtheid, waarheid, etc. worden gewikt en gewogen; zoo ontstond door H.'s voorbeeld de echt wetenschappelijke werkwijze der Bollandisten. Na de bibliotheek
zoodanig ingericht en voorzien te hebben, dat zij onder de voornaamste van Europa kon gerekend worden, toog H., vergezeld door Daniël Papebroch, op
verzoek van paus Alexander VII en den generaal der jezuïeten, Goswijn Nickel, naar Rome, op welken tocht (van Juli 1659-Dec. 1660) zij in Italië en in Frankrijk zulk een schat van documenten verzamelden, dat hun catalogus er door overladen werd en een nieuwe moest gemaakt worden. Te Rome ontvingen zij toegang tot de vaticaansche bibliotheek, toentertijd een bijna ongekend voorrecht, waarde prefect Luc. Holstein en, na diens dood, Leo Allatius hun onschatbare diensten bewezen. Na zijn terugkeer werkte H. met verdubbelden ijver, met het gevolg, dat hij wegens overspanning een halfjaar werkeloos moest zijn. Hij benutte echter een door de geneesheeren voorgeschreven rustkuur om in de Maasstreek van België een aantal kloosterbibliotheken en archieven te doorvorschen. Een trap van een paard op reis ontvangen verlengde zijn gedwongen rust met eenige maanden.
Te Antwerpen weergekeerd, wilde hij er de Acta van April doen drukken, maar de antwerpsche uitgever Meursius weigerde om persoonlijke redenen dit werk te ondernemen. Nu werd met Jo. Blaeu te Amsterdam onderhandeld, wiens drukkerij echter, toen de Acta van 2 April bijna gereed waren, in 1672 in vlammen opging. Omdat de omstandigheden in 1672 Blaeu niet gunstig waren, kwam de onderneming bijna niet verder, waarom H. te Antwerpen zelf een uitgever zocht en vond.
Tot zijn dood toe, hoezeer ook verzwakt en door hoofdpijn gekweld, bleef H. aan het hem dierbaar geworden werk arbeiden, door roomschen en andersdenkenden geëerd en gevierd om zijn groote geleerdheid en zijn welwillende beleefdheid.
De bijdragen aan de Acta Sanctorum door H. zijn verspreid over de deelen van Jan.-April en de zes eerste deelen van Mei. Bovendien zijn nog afzonderlijk uitgegeven: De Episcopatu Trajectensi (Antv. 1653); Diatriba de tribus Dagobertis (Antv. 1655); Chronotaxis Henscheniana (Tyrnaviae 1754); Vita S. Petri Thomasii (Antv. 1659); S. Theophanis... Chronographia etc. accurante Migne (Parisiis 1863) benevens eenige andere geschriften.
F. Bouttals Jr. heeft zijn portret gegraveerd naar een teekening van Huybrechts.
Vgl.: Acta S.S. Maii VII, 1 vlg.; C. Sommervogel, Bibliothèque d.l. Comp. de
Jésus (Bruxelles 1890 vlg.) I, 1625, 1651, 1652; IV, 282-283.
Derks