GEY VAN PITTIUS (Adriaan Rudolph Willem), zoon van A.R.W. Gey van Pittius en J.M.G.
Costerman, geb. te 's Gravenhage 13 Aug. 1838 en ald. overl. 16 Jan. 1896, werd opgeleid aan de K.M.A. te Breda, in 1857 benoemd tot2en luit. derart. bij het ind. leger; werd in 1860 1e luit., 1868 kapt., 1875 maj., 1880 (bij keuze) luit.-kol., 1886 kol., 1888 gen.-maj., 1893 luit.-gen., comm. van het ind. leger. Ridder M.W.O. 4e kl. 1859; id. 3e kl. 1880. Als 2e luit. nam hij deel aan de krijgsverrichtingen in Palembang (1858-59), als maj. en luit.-kol. (1878-81) aan die in Atjeh, waar hij, als chef van den staf, belangrijken invloed heeft gehad op de mil. en ook op de staatk. handelingen van gen. K. van der Heyden, die hem hoog waardeerde. Van 1885-93 was hij chef van den generalen staf van het indisch leger; onderzijn leger-commando valt de expeditie naar Lombok, tot welker reorganisatie en - na het aanvankelijk geleden échec - volkomen welslagen hij krachtig bijdroeg.
Zie hierover: W. Cool, De Lombok expeditie (Bat. 's Gravenh. 1896) 366 vlg.
Kielstra