NBW

Redactie P.C. Molhuysen en PJ. Blok (1914)

Gepubliceerd op 11-05-2022

Gewin, jan christoffel

betekenis & definitie

GEWIN (Jan Christoffel), letterkundige, geb. te Rotterdam 29 Sept. 1808, studeerde aanvankelijk te Leiden in de medicijnen, liet echter de studie varen en wijdde zich aan de letteren. Hij huwde in November Johanna Cornelia Petronella van der Schooren, vestigde zich te Huissen (G), later te Delden, waar hij 10 Oct. 1887 overleed.

Met J. Krabbendam en C.P.E. Robidée van der Aa schreef hij in Romans en verhalen (Amst. 1837); verder Zomermiddag, roosjes in een kransje gevlochten, door verschillende schrijvers (Schoonh. 1861); Herfstavond, Blaadjes hieren daar opgeraapt (Schoonh. 1862); De beweldadigde aan de beweldadigden (Amst. 1850); Museum voorde jeugd, 7 jrgn. (Dordrecht 1851-57); Storm opzee, gedicht ('s Gravenh. 1851); Eugénie Merlin en andere novellen (Sneek 1855); Augusta van Valkenburg, een familieroman (Utr. 1856); Miskende liefde en haarmorgen en avond. Twee novellen (Sneek 1857); Oom Fritz, reizen en lotgevallen van een Hollandschenjongen (Schiedam 1860); Ellen Atton, Novelle (Kampen 1861); Na den schooltijd, vertellingen voorde jeugd (Schiedam 1861); De dochterderJodin (Amst. 1862); Vertellingen voorde jeugd, Proza en Poësy (Schied. 1862); Ines en Amanda ofde lotgevallen en reizen van Oom Fritz als schilder. Een verhaal voor de jeugd (Amst. 1863); Mijn kleine Buren. Verhaal voor de jeugd (Schied. 1865); Een onverwachthuwelijk, blijspel (Enschedé 1881).

Verder losse bijdragen in letterk. tijdschriften, soms onder het pseudoniem Jack.

Zie: Nederl. Spectator 1887, 361.

Gewin

< >