NBW

Redactie P.C. Molhuysen en PJ. Blok (1914)

Gepubliceerd op 06-05-2022

Fuentes, pedro enriquez de acevedo

betekenis & definitie

FUENTES (Pedro Enriquez de Acevedo, graaf van) zoon van Jacob Gusman,graafvanAlva de Liste enCatharina de Toledo Pimentel geb. te Zamora 1535, overl. te Milaan 22 Juli 1610. Hij werd voorden krijgsdienst bestemd en toonde zich reeds op jeugdigen leeftijd een bekwaam aanvoerder. Met den hertog van Alva ging hij 1580 naar Portugal en nam deel aan de verovering van dit land. Na te Milaan als generaal der spaansche cavalerie werkzaam geweest te zijn, voerde hij in Portugal het bevel over de troepen tijdens het bestuur van aartshertog Albertus van Oostenrijk. Door zijn beleid had de poging der engelsch-nederlandsche vloot onder John Norris, Francis Drake, Nicolaas van Meetkerke e.a. om Antonio, prior van Crato, op den portugeeschen troon te doen verheffen, weinig gevolg (voorjaar 1589).

Koning Philips II zond hem met eene belangrijke opdracht (3 Juni 1592) naar de Nederlanden. De markies van Cerralvo, die 20 Febr. was afgevaardigd, om den landvoogd Alexander Farnese, hertog van Parma, die in ongenade was gevallen, terug te roepen, was onderweg overleden. Fuentes trad in zijne plaats; hij moest aan Parma een brief van den koning overbrengen, waarin deze hem beval onverwijld naar Spanje te vertrekken. Bij weigering moest Fuentes aan de hoofden van het bestuur berichten, dat Parma op bevel van Philips als landvoogd ontslagen was en moest hij zelf als zoodanig optreden.

Parma overleed (2 Dec. 1592 te Atrecht), voordat deze tijding hem bereikte. Fuentes kwam 19 Nov. in de Nederlanden aan en bevond zich 4 Dec. te Brussel. Nu de landvoogd niet meer in leven was, toonde hij zijn lastgeving niet, alleen den geloofsbrief, waarbij den nederlandschen bewindvoerders gelast werd, zich naarde bevelen, die Fuentes in 's konings naam uitvaardigde, te gedragen. Hij bevestigde derhalve Peter Ernst, graaf van Mansfeld, voorloopig als Parma's opvolger, maar regeerde inderdaad zelf met Estevan de Ybarra, wien het beheer der financiën werd opgedragen en die door Philips tot secretaris van den toekomstigen landvoogd (Ernst van Oostenrijk) was aangewezen. Alleen spaansche raadslieden werden in bestuurs- en oorlogszaken geraadpleegd. De nederlandsche en italiaansche raadslieden van Parma, zooals Richardot en zijn secretaris Cosimo Masi, werden van hun invloed beroofd. De bepalingen van den vrede van Atrecht werden zoodoende geheel veronachtzaamd. De geest der nieuwe regeering bleek uit eene verordening (5 Jan. 1593), waarbij het uitwisselen van gevangenen en het kwartiergeven werd verboden, terwijl gelast werd, dat alle gevangenen onmiddellijk moesten worden opgehangen; ook mocht geen afkoop van plundering meer aan de rebellen worden toegestaan; op het overschrijden van dit verbod werd zelfs de doodstraf gesteld. Gelukkig bleken deze harde maatregelen niet houdbaar te zijn; de bedreiging van de Staten van het Noorden, om met gelijke munt te betalen, deed de spaansche bevelhebbers voor de uitvoering der verordening terugschrikken.

Met Mansfeld, die tot 1 Maart 1593 op eene aanstelling van Philips als tijdelijk landvoogd had moeten wachten en die zich geheel naar Fuentes moest schikken, stond deze op slechten voet. Mansfeld vroeg zijn ontslag, maar inmiddels was aartshertog Ernst van Oostenrijk tot landvoogd aangewezen, dien Fuentes bij zijne komst in de Nederlanden te gemoet reisde (Jan. 1594). Zijn invloed bleef onder het bestuur van den zwakken landvoogd even groot als vroeger. In den Raad van State bleef hij den boventoon voeren, evenals in den Raad van Oorlog, terwijl Ybarra in den Raad van Financiën alles te zeggen had. Geldgebrek en muiterij onder de troepen maakten, dat de Aartshertog ook in de krijgszaken niet krachtig kon handelen. Het telkens opgevatte voornemen, dat Fuentes met een leger zou oprukken, om Groningen, dat door prins Maurits en Willem Lodewijk belegerd werd, te ontzetten, kon niet worden uitgevoerd. Eene weinig eervolle rol speelde Fuentes in een complot, dat voorjaar 1594 ontdekt werd, om koningin Elisabeth te dooden.

Een geneesheer aan het hof der koningin, Dr. Ruy Lopes, had hiervoor 50.000 kronen aangenomen. Het plan lekte echter uit en hij werd met twee handlangers der spaansche regeering, Ferrara de Gama en Emanuel Luis de Tinoco, ter dood gebracht. Tevergeefs verlangde Elisabeth, dat Fuentes, Ybarra en anderen, die het plan hadden begunstigd, zouden gestraft worden. Philips II had ervan te voren zijne goedkeuring aan gehecht. Ook in de aanslagen op prins Maurits, door den priester Renichon en door Pierre du Four ondernomen, heeft Fuentes wellicht de hand gehad. De Staten-Generaal van het Noorden, waarmede in dezen tijd tegen Fuentes' zin onderhandeld werd, noemden hem in een geschrift tot beantwoording der gedane voorstellen (2 Mei 1594) ook den hoofdaanlegger van een poging door den Portugees Emanuel Andrada in het werk gesteld, om Hendrik IV van Frankrijk om het leven te brengen. Zoo wekte Fuentes bij allen wantrouwen. Het verzet tegen zijn invloed vond uiting op eene bijeenkomst van de leden van den Raad van State en van den Geheimen Raad en de Vliesridders (Dec.) De hertog van Aerschot, de eerste der zuid-nederlandsche edelen, maakte bij deze gelegenheid aanspraak op de eerste plaats naast den landvoogd, waarom Fuentes niet tegenwoordig was, en keurde het bestuur derspaansche raadslieden in krasse bewoordingen af. Ook Ernst van Oostenrijk verdedigde hen niet. Toch benoemde deze Fuentes op zijn sterfbed (19 Febr. 1595) tot zijn voorloopigen opvolger, omdat hem werd te kennen gegeven, dat dit de wensch van Philips II was. Deze bevestigde hem echter niet als landvoogd, waartoe de protesten van den hertog van Aerschot, van diens zoon, den prins van Chimay en van de gewesten Artois en Namen zeker veel bijgedragen hebben. Tot de komst van Albertus van Oostenrijk (11 Febr. 1596) bleef Fuentes echter de landvoogdij waarnemen. Zijne voornaamste taak was gedurende dien tijd het bestrijden van Hendrik IV, die 17. Jan. 1595 den oorlog had verklaard. Hij slaagde er in, de muiterij, die onder het bestuur van Ernst van Oostenrijk was uitgebroken, te bedwingen en deed Huy, dat door Heraugières voor de met Frankrijk verbonden Nederlanders was genomen, heroveren. De hertog van Bouillon, die een inval in Luxemburg had gedaan, werd door Verdugo teruggedreven. Fuentes zelf veroverde Le Catelet (25 Juni) en knoopte tijdens de belegering onderhandelingen aan met den heer van Gomeron, bevelhebber van Han, die deze stad aan hem overgaf. Toen deze echter het kasteel bij Han wilde bezet houden, liet Fuentes hem gevangen nemen met twee van zijne broeders. Gomeron's zwager, de heer van Orville, gaf het kasteel daarop aan de Franschen over, doch Fuentes hernam het en liet Gomeron onthoofden. Vervolgens maakte hij zich meester van Dourlans (31 Juli). Eene poging tot ontzet was geëindigd met eene nederlaag (24 Juli).

De verovering van Kamerijk (9 Oct.) zette de kroon op het werk van Fuentes. Verschillende gewesten der Zuidelijke Nederlanden hadden hiertoe geld en troepen geleverd. Hendrik IV was te laat gekomen om de stad te ontzetten. De overgave was verhaast, doordat de burgerij in verzet kwam tegen den bevelhebber De Balagny en op de capitulatie aandrong.

Gedurende den veldtocht liet Fuentes met het Noorden onderhandelen door den markies van Havré, die den schijn moest aannemen, of hij niet namens de regeering kwam, maar namens ontevredenen uit het Zuiden. Door onderschepte brieven kwamen de Staten echter te weten, dat dit slechts eene list van Fuentes was en braken de onderhandelingen af. Na de komst van Albertus van Oostenrijk, dien hij in Luxemburg kwam begroeten (Febr. 1596), verliet Fuentes met Ybarra de Nederlanden (Maart).

In Spanje teruggekeerd, verkreeg hij van Philips II den titel van kapitein-generaal van Spanje (30 Apr. 1597). Koning Philips III verleende hem zitting in den Raad van State en in den Raad van Oorlog. Met 's konings gunsteling, den hertog van Lerma, stond hij echter op minder goeden voet, waarom hij tot stadhouder van Milaan benoemd werd (10 Mei 1600), waar hij Spanje's invloed belangrijk versterkte. Hij stelde zich in betrekking tot den hertog van Savoje naar aanleiding van diens geschillen met Frankrijk en had de hand in het verraad van den hertog van Biron tegenover koning Hendrik IV.

Hij voegde verschillende steden, zooals Novara, Piombino en Castione, de haven Final en de graafschappen Chiavenna en Bormio aan hetspaansche bezit toe. Om de bewoners van het zwitsersche kanton Graubunderland, door wier gebied de voornaamste weg van Milaan langs de Adda naar de oostenrijksche landen liep, in bedwang te houden, bouwde hij een fort (Forte di Fuentes)

aan het Como-meer (1603). Krachtig trad hij op tegen den overmoed der bandieten in de spaansche bezittingen. Philips II verleende hem voor zijne verdiensten jegens de regeering den titel van markies van Voghera (19 Aug. 1907).

Fuentes was een der beste legeraanvoerders van zijn tijd. De krijgstucht handhaafde hij streng, maar hij wist het vertrouwen der soldaten te behouden. Als staatsman heeft hij dikwijls eene minder fraaie rol gespeeld; in vele intriges, door Spanje op touw gezet, had hij de hand.

In zijn hooghartig optreden deed hij denken aan den hertog van Alva, in wiens leerschool hij zijne krijgsmansloopbaan was begonnen, wiens zwager hij was.

Fuentes was gehuwd met Juana de Azevedo, uiteen zeer aanzienlijk geslacht; haar familienaam mocht hij met toestemming van Philips III aan den zijnen toevoegen. Hij is dikwijls verward met een anderen graaf van Fuentes (Don Carlos de Heredia) en met een graaf van Fontaines, die in den slag bij Rocroy sneuvelde (16 Mei 1643).

Portretten in prent door D. Custos, C. de Passe, Nic. Nelli, e.a.

Zie: Herrera, Historiageneraldelmundo(Madrid 1601-1612); Mirteus (del Rio), Commentarius rerum in Belgio gestarum a Petro Henriquez de Azevedo Comite de Fuentes 1592-1594. (Matriti 1610) en Historia belgica sub Comite Mansfeldio, Archiduce Ernesto et Duce P.H. de Azevedo, Comite de Fuentes (Coloniae 1611), vert. als Mémoires surles troubles des Pays-Bas durant l'administration de Fuentes door Delavigne (Brux. 1892); Coloma, Las guerras de los Estados Baxos 1588-1599 (Barcelona 1627); Carnero, Historia de las guerras civiles 1599-1609 (Brusel. 1625); De Tassis, Commentarius in Analecta Belgica ed. Hoynck van Papendrecht II (Hagae 1743); Gachard, Correspondence de Philippe II, II; Actes des Etats-Générauxde 1600 (Brux. 1849); Relations des ambassadeurs Vénitiens sur Charles- Quint et Philippe II (Brux. 1855); en Groen van Prinsterer, Archives de la maison d'Orange-Nassau, 2e S., I, 338-341; A. Giussani, Il forte de Fuentes (Como 1905); Cabrera de Cordoba, Felipe Segondo (Madrid 1876-77); E.Gossart, La domination Espagnole dans les Pays-Bas (Brux. 1906); El conde de Fuentesysu tiempo. Estudios de historia militar, (Madrid 1908) IV 192-290; G. Brom, Archivalia in Italië II (Haag 1909); Fruin's Tien jaren uit den 80-jarigen oorlog en de bekende geschiedschrijvers over dit tijdvak de Thou, van Meteren,Bor,Motley (The United Netherlands).

Tijdschriftartikelen: Bulletin de la Comm. d'Histoire, 2e S. V, 224; 4e S. I, 292-296; F. Duro Memorias de la RealAc.: Don Pedro Enriquez de Acevedo, conde de Fuentes, gobernatorde Milan 1600-1610 in Boletin de la RealAc. XLVIII 1906, 139-152; Ph.v. Isacker in Annales de la Société d'émulation de Bruges, IX (1910) 205-236: J. Fuentes, El conde de Fuentes y su siglo in Annales Beiges XIII (1911) 111-133.

Haak

< >