DAMMAN (Gulielmus), geb. omst. 1600, zoon van Johannes D. en Helene Wallas ofte Veere bij deze opgevoed (14 Sept. 1600 werd daar van hen een zoon Johannes gedoopt), werd 12 Mei 1620 te Leiden ingeschreven alsstud. theol., kwam vandaar met attestatie 29 April 1625 te Veere en werd in 1626 predikant te St. Anna
ter Muiden, in 1627, als opvolger van Just. van Assche (I kol. 187), te Keulen (een brief van hem over boeken aan laatstgenoemde dd. 10 Febr. 1629 berust ter kon. bibl.), vandaar in 1636 wederom te St. Anna ter Muiden en in 1639 te Aardenburg, waar hij in 1640 of 1641 overleed. Denzelfden familienaam voerden: Johannes D., geb. omstreeks 1577 en als ‘Belliolanus’ (d.i. uit Bailleul) en stud. theol. ingeschr. te Leiden 6 Sept. 1595, waar hij in 1597 onder Lucas Trelcatius den ouden een Disput, de Divina praedestinatione (univ. bibl. Leiden) hield, als predikant te Dirksland werd beroepen 24 Aug. 1598 en daar het laatst genoemd wordt 16 Sept. 1615, zoodat hij identiek kan zijn met zijn naamgenoot, die in 1615 werd geëxamineerd in de classis Breda om dienst te doen te Zundert, maar Juni 1616 werd vervangen (Reitsma en van Veen Acta III (Gron. 1894) 470) en naar Dirksland terugkeerde (van der Aa, Aardrijksk. woordenb. i.v. Zundert) waar eerstgenoemde ook overleed (NavorscherXLII (1892) 368, 378-80; XLV (1895) 543; XLVI (1896) 67, 71 en XLVII (1897) 173), opgevolgd door Gos. Buytendyck, die echter eerst 26 Dec. 1617 als zoodanig wordt genoemd (de Jager, de Brielsche archieven I (Brielle 1883) 84). Ook Petrus D., die 15 Juli 1589 te Leiden eene Disp. de Iustificatione hominis hield (Molhuysen, Bronnen gesch. leidsche univ. ('s Grav. 1913) 172), in 1590 predikant werd te Gapinge en vandaar 27 Dec. 1592 in dienst kwam te Arnemuiden, waar hij vóór 9 Apr. 1595 overleed (Kesteloo, Gesch. en plaatsbeschr. vanArnemuiden (Midd. 1875) 284). de Waard