NBW

Redactie P.C. Molhuysen en PJ. Blok (1914)

Gepubliceerd op 11-05-2022

Bronckhorst en batenburg, hendrik van

betekenis & definitie

BRONCKHORST en BATENBURG (Hendrik van), tweede zoon van Dirk I (kol. 474), overl. tusschen 1485 en 1495. De oudste zoon Gijsbert erfde Batenburg en Anholt en de vierde, Herman, kocht Stein van den graaf van Nassau-Sarbrücken.

Behalve Gronsveld bezat Hendrik ook Slenaken en was als zoodanig de eerste der heeren van Gronsveld. In 1465 hielp hij het altijd aan het bourgondische huis getrouwe Maastricht tegen de Luikenaars, die tegen Lodewijk van Bourbon, hun bisschop, waren opgestaan. Behalve met het krijgsbedrijf hield hij zich ook een weinig met dat van roofridder bezig, althans zijn slot te Rimburg, welke heerlijkheid hij met de andere moederlijke bezittingen had geërfd, stond altijd in kwaden reuk, zoodatde hertog van Bourgondië genoodzaakt werd, bij mandement van 5 Juni 1465, perk te stellen aan geweldenarijen van den kastelein tegen de Keulenaren. In 1469 was hij een van hen die zich met Jan I, hertog van Kleef, vereenigden

tegen het slechte bestuur van Robert, aartsbisschop van Keulen. Zijn strijdlust kon hij nog bot vieren tegen Jan II, zoon van den voornoemden Jan I, terwijl, nog voor de vrede 18 Mei 1485 was gesloten, de omstreken van Maastricht hem een gewenscht terrein voor zijn vechtlust schonken, doordat hij zich voor 6 jaar verbonden had aan het kapittel van St. Maarten te Luik om dit met zijn deken, inwoners en bezittingen hunner heerlijkheden van Breust, Maarland, Caestert, St. Geertrui en Ryckholt, te beschermen en de weerbarstige onderdanen van het kapittel tot gehoorzaamheid te brengen.

Hij was gehuwd in 1450 met Catharina van Alpen, dochter en erfgenaam van Jan heer van Alpen en Hoenepel en diens eerste vrouw, Judith van Lembeck.

Flament

< >