NBW

Redactie P.C. Molhuysen en PJ. Blok (1914)

Gepubliceerd op 06-05-2022

Beveren, willem van (3)

betekenis & definitie

BEVEREN (Willem van) (3), geb. te Dordrecht4 Dec. 1556, gest. aldaar 18 Juni 1631, zoon van Cornelis van Beveren (1) en Maria van der Valk (kol. 107). Reeds in zijn jeugd toonde hij als zijn vader lijf en goed veil te hebben voor de zaak der vrijheid. Na op de Groote school onder Adolphus Nolthenius onderwezen te zijn, bezocht hij Vlaanderen, Frankrijk en Italië, waar hij vooral met vele geleerden vriendschap sloot. Te Dordrecht teruggekeerd werd hij raad en rentmeester-generaal van Zuid-Holland en bekleedde verder de gewichtigste betrekkingen, zoo in zijn geboortestad, als in den staat. Hij was behalve veertig, raad en schepen, vijf malen burgemeester en gedurende 44 jaren afgevaardigde wegens Dordrecht ter Staten van Holland. Als Gecommitteerde te velde deelde hij in de gevaren van veldtochten en belegeringen in de jaren 1599 tot 1605. Ook bij de onderhandelingen over den vrede met Spanje in 1607 en het sluiten van het twaalfjarig bestand in 1609 was hij tegenwoordig. Als staatsman werd hij zeer gewaardeerd, o.a. door prins Maurits. Toen de Prins in 1618 te Dordrecht kwam, om de regeering te verzetten, hoewel de schout Muys van Holy verklaard had, dat dit niet wel mogelijk zou zijn, ‘doordien de Magistraten door malkanderen getroud en vermaagschapt waren, zoodat het ongelijk van weinige bij allen zoude opgenomen worden’, waren er elf magistraten, waaronder Willem van Beveren, die met afzetting bedreigd werden. De Prins liet zich door den schout en den thesaurier rondleiden, maar de burgemeester ‘het aanstaande spijt, gelijk hij meende, niet voor zijn oogen willende zien’, bleef thuis. Doch hij werd des avonds bij Zijne Excellentie verzocht, die zich zeer vriendelijk met hem onderhield en bij het gesprek, dat over Indië liep, hem een treffelijk boek vereerde.

Van Beveren heeft zich doorgroote deugden en bekwaamheden onderscheiden. Hij was werkzaam, kalm, gelijkmoedig en rondborstig, en daarbij geleerd en een welsprekend redenaar.

Hij was gehuwd met Emmerentia van den Eynde Karelsdr., die 18 Aug. 1632 overleed. Van zijn negen kinderen trouwde Maria met ridder Koenraad Ruysch, Kornelia metJohan van de Merwe de van Klootwyck, Carolina met Adriaen van Blijenborg, Emmerentia met Mr. Cornelis van Casteren en Wilhelmina met Diderik Dammert. Zijn zonen waren Cornelis (2) en Karel.

Zie: Balen, Beschr. van Dordr. 961,962; Schotel, Gesch. Letter- en Oudheidk. Uitsp. 60-63.

van Dalen

< >