BEVEREN (Willem van) (2), overl. 9 Febr. 1505, zoon van Jacob (overl. 1461) en Lijsbet Dircx.van Houtens dochter, (nietSpringers), (overl. 1493), en nietzooals Balen meldt 1465 (de vertichting, door Willem van Beveren, die binnen drie dagen na overlijden moest geschieden, is van 2 Mei 1493), behoorde tot het aanzienlijk geslacht der Beverens (vgl. hierover F.A.L. van Rappard in Alg. Ned. Familieblad 1885, 218; ook Ned. Leeuw 1905, 151-153) en bekleedde in de stad, waar hij volgens Scheltema (Staatk. Nederl. I, 92) in 1459 geboren zou zijn, gewichtige bedieningen. 14 Juli 1483 verklaarde Willem van Beveren voor schout, burgemeester en gerecht, dat hij geen huwelijk zou aangaan noch zijn goederen verkoopen, verzetten of bezwaren, tenzij bij wille van Pieter Tack Jacobsz. en Cornelis Heinric Corneliszoon, zijne ooms, en zijn drie‘moyen’. In de rekeningen der 15e eeuw uit den tijd van Willem van Beveren (1485,1490,1496) komt hij een enkele maal als secretaris voor, doende een of andere reis ten behoeve der stad. Of hij, gelet op zijn secretariaat van Dordrecht, al die openbare functiën heeft bekleed, door Balen vermeld, valt te bezien. Waardein van de Munt kan hij zeer wel geweest zijn en eveneens schutmeester van den Ed. Kruisboog (of Voetboog, de schutterij van St. Joris). Volgens v.d. Aa en zijne voorgangers, die ook hierin Balen nauw gevolgd zijn, zou hij (en dan als schutmeester, niet als schatmeester) in 1481 met schutterijen uit andere steden van Holland uitgetrokken tot het bestormen van het blokhuis te Utrecht, in een gevecht tegen de Stichtschen, zich bijzonder onderscheiden hebben, doch verder is mij zijn naam, in dit verband, noch in eene utrechtsche, noch in eene hollandsche bron voorgekomen. En wat het op het jaar 1488 vermelde betreft, als zou hij een rol gespeeld hebben bij een toenmaligen vredehandel tusschen Frankrijk en Vlaanderen, gelijk Balen ten deele zelfs uit stadsrekeningen wil afgeleid zien (waarvan evenwel den Archivaris van Dordrecht, den heer J.L. van Dalen, blijkens zijne inlichtingen op vragen dienaangaande, niets bekend is), het vermoeden ligt voor de hand, dat hier, ten gevolge van de gelijkheid der namen, ten onrechte Willem van Beveren, de secretaris van eene enkele hollandsche stad, dien men hierbij niet verwachten zou, gesteld is voor Filips van Bourgondië, heer van Beveren, gouverneur van Vlaanderen sinds 1484, die wel bij de genoemde onderhandelingen schijnt betrokken te zijn geweest (Pontus Heuterus, Rerum Austr. LibriXV(Lovani 1643). Zoo zou ook zeker op enkele punten eenige verwarring denkbaar zijn tusschen den bovenbehandelden Pieterv. Beveren en den ongeveer geheel terzelfder tijd ter statenvergadering verschijnenden edelman Max. v. Bourgondië, heer van Beveren, tijdelijk stadhouder v. Holland en Zeeland, die zoowel op de Statenvergaderingen (v.d. Goes spreekt in dat verband in 't algemeen van den heer v. Beveren echter meest zonder voornaam, als hij Bourgondië bedoelt) als daarbuiten bekend stond als een krachtig beschermer der (haring)visscherij. Bij zijne in 1514 overleden vrouw Maria van Bakel, dochter van Nicolaas, die herhaaldelijk o.a. burgemeester en schepen van Dordrecht geweest is, had Willem verschillende kinderen, t.w. Jacob, Pieter(kol. 111), Klaas, Margrieta of Margaretha enClara, waarvan de oudste zijn leen van Dordsmonde en 't schrootambacht van zijn geslacht erfde en enkele anderen van beteekenis geweest zijn in hunne woonplaats, na Pieter het meest Klaas, echtgenoot van Jakobina Snouk, die er meerdere jaren schepen geweest is.
Zie, behalve hollandsche en utrechtsche kronieken van dien tijd en de in den tekst reeds genoemde literatuur, vooral Balen, Beschrijving van Dordrecht (zie reg.) Verder schriftelijke mededeelingen van de heeren Mr. Beelaerts van Emmichoven uit eene genealogie der Beverens in hs. (vgl. Ned. Leeuw 1905, 151-153) en J.L.v. Dalen, archivaris te Dordrecht (Archief Dordrecht); zie Wapenheraut 1894,123; Ned. Leeuw 1909,43; S. van Gijn, Dordracum Illustratum (Dord. 1908) I, 190. Verder Navorscher 1876, 160; 1877, 190; 1891,315; 1895, 448; 1895, 287; 1907/8, 606.
Kooperberg