BEMMELEN (Abraham van) (2), ged. te Delft30 Mei 1779, gest. te Oosterhout28 Juni 1842. Zijne ouders waren Abr. van Bemmelen, godsdienstonderwijzer en Maria van der Kemel.
Reeds in 1795 bevorderd tot de academische lessen, bleef hij nog in zijne geboortestad het onderwijs genieten van zijnen neef en naamgenoot, den wiskundige (zie hiervoor) en van ds. Jac. Scheidius, den oriëntalist, om in 1799 naar Leiden te gaan, vanwaar hij, na loffelijk volbrachte theologische studie, in 1803 als predikant naar Ankeveen vertrok, welke standplaats hij 1822 verwisselde met Loosduinen, om 1825 naar Oosterhout te gaan, waar hij overleed. Hij is een dier menschen geweest, die trots vele gaven, groote geleerdheid en beminnelijk karakter altijd in de achterste rijen blijven, zonder dat men daarvoor eigenlijke redenen kan opgeven. Was het zijn minder gunstig uiterlijk, niet zeer aangename voordracht? Zeker is, dat wie hem kenden, hem hebben liefgehad, ‘onzen professor’ zooals de ringbroeders hem noemden en dat zijne leerredenen van bevoegde zijden onder de schoonste voortbrengselen zijn geteld van geestelijke welsprekendheid Van Bemmelen was in 1804 gehuwd met Aletta Jacoba Humbert, die hem reeds 1814 ontviel. Uit dit huwelijk drie kinderen: Abraham Leonard, Jacoba Maria en Emilia Christina. In 1838 was hij lid geworden van de Maatschappij der Nederlandsche Letterkunde.Van zijne hand bezitten wij onderscheiden bundels Leerredenen (Amst. 1818, Gron. 1821, Delft 1826, Breda 1829, Amsterd. 1832, afzonderlijk ook de preek, die hij 5 Dec. 1830 teBreda hield voor de vrijwillige jagers der leidsche hoogeschool en die waarmede hij de vergadering der Synode van 1821 sloot. Voorts vele bijdragen in de Boekzaal, de Vaderlandsche letteroefeningen, de Godgeleerde bijdragen; eindelijk eene GeschiedenisderMaccabeeërs (Dordr. 1839.)
Zie: P.A. Giltay in Boekzaal 1842, 624-638, 764-769 (eene warme hulde); M. Siegenbeek in Hand. Letterk. 1843, 5-9; Glasius, Godgel. Ned. I, 101-105; Schotel, Kerk.
Dordr. II, 649 vlg. noot 2.
Knappert
BEMMELEN (Adriaan Anthoni van), zoöloog (voornamelijk ornitholoog), geb. 3 Nov. 1830 te Almelo, overl. 8 Jan. 1897 te Rotterdam, zoon van Jan Franciscus van B. (gest. te Almelo 26 Dec. 1830), rector der latijnsche school, en Antoinette Adriana de Kempenaer, tweelingbroeder van prof. Jacob Maarten van B. (overl. 13 Mrt. 1911). Hij werd 1 Juli 1859 tweede, 1 Jan. 1865 eerste assistent aan 's Rijks museum van Natuurlijke Historie te Leiden, en volgde 15 Jan. 1876 den bekenden dierentemmer Martin op als directeur der rotterdamsche diergaarde. Voor de uitbreiding en bloei dier inrichting heeft hij veel gedaan. Hij was lid van verschillende wetenschappelijke genootschappen en 17 jaren voorzitter der Ned. Dierkundige Vereeniging, waarvan hij een der oprichters was.
Van B. was te Dordrecht 1 Feb. 1855 gehuwd met zijn nicht Georgina Serrurier, na haar dood hertrouwde hij 1893 met Anna G. Kloppert, wed. van Th.C. Gobée. Zie: F.E. Blaauw in Alb. d. Natuur 1897, 301, waar ook bibliografie.
Molhuysen