Muziek lexicon

Mr. G. Keller en Philip Kruseman (1932)

Gepubliceerd op 15-06-2021

Wilhelm rudnick

betekenis & definitie

* 30. 12. 1850 te Damerkow (Pommeren),✝ 7. 8. 1927 te Liegnitz, organist. Leerling van het Inst. f.

Kirchenmusik, de acad. van Kullak en O. Dienel (orgel) te Berlijn, was eerst organist te Berlijn, 1879—1891 te Landsberg a. d. W., daarna te Liegnitz, waar hij ook dirigent was van de koorvereeniging. Verwierf den titel van Musikdirektor. Componist van vijf orgelsonates, fantasieën, voorspelen en andere orgelcomposities, een- en meerstemmige liederen met orgelbegeleiding, dramatische cantates, oratoria, groote koorwerken met orkest (Dornröschen op 80, Armins Kampfruf op. 120, Am Königssee op. 132), enz. Zijn zoon Otto Rudnick, * 5. 6. 1887 te Landsberg, leerling der Hochschule te Berlijn, is sinds 1919 dirigent aan de Petrus Pauluskerk te Liegnitz, leeraar aan de Volksuniversiteit, orgelvirtuoos en componist van motetten.

< >