* 31. 7. 1848 te Parijs, ✝ 28. 1. 1903 aldaar, operettencomponist. Was een tijdlang leerling van het cons. te Parijs zonder uit te blinken, legde zich toe op de compositie van romances, daarna van tooneelstukjes met muziek, ten slotte van operettes.
In de periode 1872—1897 schreef hij 23 operettes, die hem deden kennen als een epigoon van Offenbach en de evenknie van Audran. Zijn bekendste werk is Les cloches de Corneville (1877), maar daarnaast dienen genoemd: Rip van Winkle (1882), Surcouf (1887), Le Talisman (1893), Panurge (1895), terwijl Le Paradis de Mahomet een nagelaten werk was, dat in 1906 te Parijs met matig succes is gegeven.