* 12. 9. 1826 te Leipzig, + 17. 12. 1896 te Baden-Baden, componist en muziekgeleerde. Studeerde eerst natuurwetenschappen, legde zich echter weldra op de muziek toe.
Was 1852 te Dresden, 1854 te Weimar woonachtig, waar hij persoonlijk bevriend werd met Liszt en Wagner, die hij vurig vereerde. Vestigde zich 1864 te Baden-Baden. Schreef onder den schuilnaam „Hoplit" in de „Neue Zeitschrift für Musik". Was dichter (o.a. van verbindende teksten bij Liszt Prometheus en Schumanns Manfred), componist (balladen en vele liederen) en schreef: Bayreuther Erinnerungen (1877), Autobiographisches (1881), Die Höhenzüge der musikalischen Entwicklung (1888), R. Wagner (1883), F. Liszt (1883), H. Berlioz (1884), Redigeerde met Brendel 1856—1860 de „Anregungen für Kunst und Wissenschaft", was mederedacteur der „Neue Zeitschrift für Musik" en vertaalde Berlioz' gezamenlijke werken in het Duitsch (4 dln. 1864).Zijn vrouw Johanna Eyth (* 19. 3. 1824, ✝ 25. 11. 1879) was een begaafde harpspeelster.