Muziek lexicon

Mr. G. Keller en Philip Kruseman (1932)

Gepubliceerd op 15-06-2021

Psalm

betekenis & definitie

fit.: salmo; Fr.: psaume, van het Grieksche i/iaXXeiv = tokkelen van een snaar), naam van de lofgezangen van David, die hij met begeleiding van een harpachtig instrument zong. Het psalmgezang werd van den joodschen in den christelijken cultus overgenomen, eerst in den vorm van den koorwisselzang (antiphona); zoo nam Ambrosius hem over van de Grieksche kerk en in Italië ontstond het responsorium (bestemd voor solovoordracht).

In de tegenwoordige katholieke kerk onderscheidt men: a) de eigenlijke psalmgezangen (geheele psalmen: Matutinen, Vesperzangen); b) de slechts enkele verzen behandelende antiphonen, gradualen, enz. Oorspronkelijk zijn de P.-gezangen eenstemmig zonder instrumenten. Toen de meerstemmige muziek opkwam, volgde de zetting der psalmen de ontwikkeling der meerstemmigheid. Zoo vinden wij reeds in de 12de eeuw 3- en 4-stemmige bewerkingen v. Gradualen. De ars nova der 14de en 15de eeuw bracht de nieuwe compositie der oude teksten voor één zangstem met begeleidende instrumenten; de imiteerende a cappellastijl sinds ± 1460 bracht het 4-stemmig psalmgezang zonder begeleiding tot hooge volmaaktheid, terwijl de nabloei der Romeinsche school het stemmenaantal tot 16, 24 en nog meer opvoerde. Daarna kwam de sinds 1600 zich ontwikkelende monodische stijl, waaruit de groote psalmcomposities van onzen tijd voor soli, koren, orkest en orgel ontstonden. - De Protestantsche kerk heeft zich vooral in het begin met het gebruik der psalmen gericht naar de Katholieke.

< >