de indeeling in phrasen, de meer of minder in zich zelf afgesloten geledingen der muzikale gedachten fzinsgeleding), die zoowel in de voordracht door de uitdrukking, als in de noteering door bijzondere teekens (Ph. teekens) te voorschijn komt. De geledingen der muzikale gedachten zijn: 1. maat-motieven, die slechts èèn zwaar accent bevatten; 2. maat-groepen, samengesteld uit 2 maatmotieven die één zware maat als accent hebben; 3. halve zinnen van 4 maatmotieven. waarvan het zwaartepunt de zware maat der 2de groep is; 4. perioden, die uit vooren nazin bestaan.
Daarbij komen nog de motiefdeelen. Een phrase is nu een samenstelling van maatmotieven, -groepen en halve zinnen die symmetrisch tegenover een anderen dergelijken vorm staat en als zoodanig door de ph.'s boog kenbaar wordt gemaakt. De componist duidt de indeeling in phrasen vaak door dynamische aanwijzingen aan. Daar echter in de meeste gevallen de indeeling der phrasen, enz. door de toondichters niet of zeer onvolledig is aangegeven, biedt voor de uitvoerenden de juiste Ph. de grootste moeilijkheden. (Z. J. J. de Momigny, die den stoot gaf tot juiste Ph., reeds in 1806, maar niet begrepen is, en verder de werken van Westphal, Riemann, Fuchs, Wiehmaijer, Lussy, e.a.).