Muziek lexicon

Mr. G. Keller en Philip Kruseman (1932)

Gepubliceerd op 15-06-2021

Parallellen

betekenis & definitie

(foutieve) in de muzikale zetting parallel voortschrijdende octaven en quinten. Deze „verboden gangen", vaak de steen des aanstoots in iedere generale bas- of harmonieleer, gelden echter alleen maar voor den z.g. „reinen Satz’’ (de zuiver 4-stemmige koorzetting), waarbij het er op aan kwam, de accoorden zoo te zetten, dat bij zoo groot mogelijke zelfstandigheid der afzonderlijke stemmen toch een welluidende samensmelting ontstond.

Zoodra nu stemmen in reine quinten en octaven voortschreden, werd door de groote versmelting dezer intervallen de exacte 4-stemmigheid ondermijnd en ontstonden er leege holle plekken. Niet dus, omdat ze „leelijk" klonken, waren deze P. verboden (hoe zou dit ook kunnen met „reine" intervallen) maar omdat zij den grondregel van den „reinen Satz" doorbraken. Later bij het opkomen en zich uitbreiden der instrumentale periode treden deze P. al vaker en vaker op (octaven-P. in de klassiekromantische, quinten-P. in de neo-romantische en impressionistische school). Zij zijn hier niet meer onderworpen aan de wetten der exacte stemvoering, maar dienen als klank-versterking, -uitbreiding, -verruiming. — Het octavenverbod komt reeds in de 13de eeuw op, het quintenverbod in de 14de eeuw (ars nova). Ook het unisono voortschrijden der stemmen (in primen of eenklank) was natuurlijk verboden. Reeds lang vond men bovengenoemde klankversterkingen in de z.g. mixturen van het orgel (ook octaven en quinten). — Een eigenaardig parallellenverbod gold in de middeleeuwen voor de opvolging van 2 groote tertsen, die een heelen toon van elkaar verwijderd waren, omdat deze opvolging een tritonus of overmatige quart omspande (diabolus in musica). — H. Riemann voerde in zijn nieuwe stemvoeringsregels het verbod voor octaven- en quintenparallellen" ook door, wanneer deze in tegenbeweging optraden (zie de verschillende werken over harmonieleer van Riemann, waarin ook nog geheel andere parallelle voortschrijdingen worden afgeraden, niet echter in den zin van de vroegere z.g. „verdekte" quinten en octaven der generale basleer, maar ter wille van zuivere klankverhoudingen). Toch is vooral in de instrumentale periode niet slechts uit hoofde van klankversterking, maar om zuiver muzikale redenen, het strenge verbod van octaven en quintenparallellen vaak doorbroken. (Z. behalve de verschillende harmonieleerboeken: Ambros, Zur Lehre vom Quintenverbote, Rischbieter, Die verdeckten Quinten, Schreyer, Harmonielehre, Schenker, Kontrapunkt, Tappert, Das Verbot der Quintenparallellen, e.a.).

< >