(letterl. vertaald: één snaar), een toestel dat aanvankelijk alleen diende voor proeven in de akoustiek en voor de bepaling der onderlinge toonverhoudingen. Het bestond uit een langwerpig-kistvormigen klankbodem, waarop één snaar gespannen was; een verplaatsbare kam. gaf gelegenheid de snaar in verschillende lengten te laten trillen, en zoo de verhouding aan te toonen tusschen snaarlengte en toonhoogte.
Dat het Monochord later is omgevormd tot de piano, is minder juist uitgedrukt. Men kan alleen zeggen, dat beide volgens hetzelfde systeem zijn vervaardigd: de klankbodem met daarboven gespannen sna(a)rfen). Zie verder: S i g ✝ r. Wantzloeben, Das M. als Instrument und als System (1911).