(verlatijniseerde naam van Schultz of Schulze) (Portret: Plaat 2), * 15. 2. 1571 te Kreuzburg b. Eisenach, ✝ 15. 2. 1621 te Wolfenbüttel als hofkapelmeester en kamersecretaris van den hertog van Brunswijk,tevens „Kapellmeister von Haus aus" van het hof te Halle en Dresden, een der grootste toonkunstenaars uit de 17de eeuw, hoogvereerd bij zijne tijdgenooten, Is ondanks zijn betrekkelijk kort leven buitengewoon vruchtbaar geweest als componist en schrijver.
Zijn voornaamste werk als componist vormen de 9 deelen van zijn Musae Sioniae (1605—1610), verder een groep van vier deelen: Missodia, Hymnodia, Megalynodia en Eulogodia, alle uit 1611, Polyhymnia caduceatrix en Polyhymnia exercitatrix (1619), enz. Ook gaf hij in het licht: Terpsichore (1612), een bundel Fransche dansmuziek, en veel kerkmuziek, steunend op protestantschen bodem. Voor zijn tijd is hij uiterst modern, door de veelstemmigheid en de instrumentale begeleiding, doch van de Florentijnsche monodie, in zijn dagen geboren, wilde hij niets weten. Als theoreticus heeft hij zich een eerezuil gesticht met zijn Syntagma musicum in drie deelen (1615—1620), waarin de geheele muziekwetenschap van zijn tijd is samengebracht. Veel van zijn werk is in onzen tijd opnieuw uitgegeven, doch de wenschelijkheid van een volledigen herdruk van zijn gezamenlijke werken is meer dan eens met nadruk betoogd. Zie W. G u r 1 i 11: Leben und Werke des M. Praetorius (eerste deel van een biografie, dissertatie, 1915 te Leipzig verdedigd). Een nieuwe uitgave van P.'s gezamenlijke werken bezorgden Friedr. B1 u m e, Arn. Mendelssohn en Wilh. Gurlitt (1932).