(Portret plaat 23), * 23. 11. 1876 te Cadiz, comp. Studeerde eerst bij Eloisa Galluzzo, Al.
Odero en den bekenden dirigent Broca en daarna a. h. conserv. te Madrid piano bij José Tragó en als privaatleerling bij Felipe Pedrell. In 1905 behaalde hij den eersten prijs voor een nationale operaprijsvraag met zijn opera La Vida breve. Van 1901 tot 1914 leefde hij in vrij armoedige omstandigheden te Parijs. In 1914 keerde hij naar Spanje terug en vestigde zich te Granada, waar hij zich uitsluitend aan het componeeren wijdt. De Falla behoort tot de belangrijkste componisten van zijn tijd gerekend te worden. In Spanje is hij de krachtigste figuur onder de jongeren. Zijn muziek is van groote bekoring en oorspronkelijkheid. Hij is Albeniz' waardig opvolger I Werken: Opera's: La Vida Breve, El Retablo de Maese Pedro (1923), (voor marionetten). Balletten: El Sombrero de Tres Pica's (1914), El Amor Brujo (1915). Voor piano en orkest Noches en los jardines de Espana, impressiones sinfonicas; een concert voor clavecimbalo of piano, fluit, hobo, clarinet, viool en cello. Voor piano o.a. Pièces espagnoles, Fantasia Boëtica ,alsmede liederen, en voor gitaar: Homenaje, pour le tombeau de Claude Debussy. Tijdens zijn verblijf te Parijs was de F. zeer bevriend met Debussy alsook met Ravel, Dukas e.a.