* 6. 11. 1883 te Warschau, comp., leerling van zijn vader Alexander R en het conserv. aldaar (Noskowski) en van 1904—08 van Humperdinck te Berlijn. Van 1908—12 was hij kapelmeester a. d. opera en leeraar a. h. conserv. te Lemberg, daarna te Berlijn, sedert 1919 woont hij weder te Warschau.
Behoort tot de jongere Poolsche comp. der moderne richting. Schreef o.a. de opera's Boleslaus de dappere op. 20 (1909), Medusa op. 27 (1913), Eros en Psyche op. 40 (Breslau 1917), Casanova op. 41 (Warschau 1923) en Beatrice Cenci op. 48 (1927), symph. gedichten: Stancyk, Boleslaus der Kühne op. 8, Anhelli op. 22, het ballet Pan Twardowski op. 45 (1921), een prélude Mona Lisa Gioconda op. 29, een ballade v. orkest op. 18, een pianoconcert op. 43 m. ork., Balletten op. 5 v. piano en ork., verder kamermuziekwerken (pianokwintet op. 35 en strijkkwartet op. 49) en vele pianowerken en liederen.