* 10. 6. 1790 te Givet (Ardennen), ✝ 10. 3. 1875 te Luik (neef en pleegzoon van N. Et.
Méhul), studeerde a. h. Parijsche conserv. bij Catel en Méhul. Behaalde 1809 den Prix de Rome en beproefde na zijn terugkeer uit Italië zijn geluk als operacomponist, gaf echter na eenig middelmatig succes zijne pogingen op. In 1827 werd hij dir. van het conserv. te Luik, dat hij tot 1862 leidde en tot grooten bloei bracht. In de door hem voltooide posthume werken van zijn oom kon de critiek niet onderscheiden welke stukken van den een en welke van den ander waren.