bij de afzonderlijke blaas- en strijkinstrumenten het eigenaardige karakter van den klank, welke de verschillende instrumenten als bijzondere individualiteiten doet verschijnen. Volgens Helmholtz is de K. afhankelijk van het aantal en de sterkte der boventonen, volgens anderen bovendien van afmeting, vorm en materiaal van het instrument en de wijze van toonvoortbrenging (zie Helmholtz, Die Lehre oon den Tonempfindungen, G.
Engel, Ueber den Begriff der Klangfarbe e.a.)