* 2. 8. 1866 te Leipzig, waar hij studeerde, en in 1896 zangleeraar aan het Realgymnasium werd. Was 1905— 1907 cantor der Andreaskerk, daarna organist der Universiteitskerk.
Was een tijdlang muziekcriticus van de „Leipz. Ztg." Werd 1916 tot professor benoemd. Componist van werken voor piano, viool en orgel, liederen, motetten, mannenkoren, twee koraalcantates, een symphonie, twee orkestsuites, waarvan een met koor, enz.