(Portret: plaat 52) * 9. 5. 1855 te Leipzig, ✝ 13. 9. 1932 te Utrecht, kind van Holl. ouders. Zijn vader Engelbert Röntgen (* 30. 9. 1829 te Deventer, ✝ 12. 12. 1897 te Leipzig) was als violist a. h.
Gewandhaus-ork. verbonden. Leerling van Plaidy en Reinecke (piano) en A. Hauptmann (theorie), later nog van Fr. Lachner te München in compositie, kwam 1877 te Amsterdam, werd daar leeraar aan de muziekschool van „Toonkunst", in 1884 hoofdleeraar voor piano aan het conservatorium, 1918—1924 directeur der instelling. Was dirigent van de zangvereeniging „Excelsior", 1886 idem van het koor van „Toonkunst”, trad bovendien in binnen- en buitenland als pianist op en deed zich waardeeren door zijn poëtische en technisch hoogst prijzenswaardige voordracht, in het bijzonder van Beethovens pianoconcerten. Als begeleider eerst van Jul. Stockhausen, maar vooral van zijn vriend Joh. Messchaert heeft hij de toonkunst op voortreffelijke wijze gediend. Hij was bevriend met Brahms en Grieg, met wie ihij ook veel musiceerde. R. is een vruchtbaar componist, van zijn werken noemen wij: 12 symphonieën, de opera's Agnete, Der lachende Kavalier en Samüm, Nordische Ballade v. ork., 2 pianoconcerten, 1 vioolconcert, 1 celloconcert, zeer vele kamermuziekwerken (Fantasie v. piano en viool op. 24, sonates v. viool en piano, en cello en piano, trio v. strijkinstrumenten op. 76, Serenade v, blaasinstr. op. 14, pianoquintet op. 100, enz.), koorwerken v. gemengd- en a capella-koor, Toscanisches Rispetti v. solostemmen en piano. R. maakte zich ook zeer verdienstelijk door zijn bewerkingen van Oud-Hollandsche liederen en dansen zoowel voor koor, zang met pianobeg. alsook voor orkest (Oud-Nederlandsche dansen v. orkest) en piano (ook met viool); een zijner laatste werken is muziek voor vier folkloritische films van D. J. v. d. Ven, onder den titel Uit Neerlands Volksleven. Dec, 1930 dirigeerde R. te Edinburgh, als dank voor zijn benoeming tot Dr. h. c. in Maart 1930 door de universiteit aldaar, een voor deze gelegenheid gecomponeerde symphonie. Hij schreef ook Brahms im Briefwechsel mit Th. W. Engelmaan (1918) en een zeer belangrijke biografie van Grieg (Haag 1930), waarin vele brieven van Grieg aan den schrijver zijn opgenomen. Vijf van zijn zes zoons zijn eveneens musici.