* 15. 12. 1855 te Klattau, organist en componist, studeerde te Praag, was 1876—1881 dirigent van den Boheemschen schouwburg aldaar, 1906—1920 muziekinspecteur van Bohemen. Werd 1885 leeraar voor orgel aan het cons., sinds 1920 leider van een meesterklasse.
Van zijn werken noemen wij: een opera Die schone Müllerin, twee oratoria; voor gemengd koor: Hymne, twee psalmen, Ballade von Böhmischer Musik, Lumirs Vermachtnis (m. orkest), zes vrouwenkoren, negen missen, concertfantasieën voor orgel, een orgelsonate, composities voor harp en kamermuziek.