Muziek lexicon

Mr. G. Keller en Philip Kruseman (1932)

Gepubliceerd op 15-06-2021

Johann ladislaus dussek

betekenis & definitie

(Portret plaat 43), * 9. 2. 1760 te Tschaslau, ✝ 20. 3. 1812 te St.Germain-en-Laye, pianist, zoon van den Boheemschen pianist Franz Dussek, (1731—1799), pianovirtuoos, studeerde theologie, doch legde zich tevens op de muziek toe, werd door een graaf Männer naar Nederland meegenomen. Te Mechelen en te Bergen-op-Zoom was hij eenigen tijd organist, terwijl hij te Amsterdam en te 's-Gravenhage met succes als pianist optrad.

In 1783 ging hij naar Hamburg om het klavierspel van Ph. Em. Bach te leeren kennen. In 1786 vinden wij hem te Parijs, maar als daar de revolutie uitbreekt, wijkt hij in 1789 uit naar Londen. In 1800 is hij weer te Hamburg, op de vlucht voor de schuldeischers van zijn te Londen opgerichten, maar mislukten muziekhandel en wordt in 1804 kamervirtuoos van prins Louis Ferdinand van Pruisen. In 1808 vestigt hij zich weder te Parijs en wordt daar musicus van Talleyrand. Dussek heeft zeer veel gecomponeerd, onder het vele muzikale onkruid vindt men ook uitnemend werk, dat getuigt van zijn romantischen geest en zijn gevoel voor klankschoonheid. Tegenwoordig zijn nog slechts eenige zijner kleinere pianocomposities bekend (La consolation). Hij schreef 12 pianoconcerten, 80 vioolsonates, 53 pianosonates voor twee en 9 voor vier handen, 10 trio's, een pianokwartet, een pianokwintet en vele kleinere pianowerken. Hij schreef in 1796 ook een pianoschool, die in Eng., Duitsche en Fransche uitgave verscheen. D.'s dochter Olivia (* 1797, ✝ 1847 te Londen) was 1840 organiste a. d. Kensington Parish-kerk en was componiste van kinderliederen, pianostukken, enz.

< >