* 7. 9. 1735 te Leipzig, ✝ 1. 1. 1782 te Londen, jongste zoon van Joh. Sebastian, de zoogen.
Milaneesche of Londensche Bach. Zijn eerste muziekonderricht ontving hij van zijn broeder Ph. Emanuel, vertrok in 1754 naar Milaan, werd vervolgens leerling van Padre Martini te Bologna. Na tot het Katholicisme te zijn overgegaan, werd hij in 1760 organist van den dom te Milaan, doch begaf zich reeds in 1762 naar Londen, werd daar muziekleeraar, o.a van de koningin, en organiseerde er in 1764 de Bach-Abel-concerten in samenwerking met K. Fr. Abel. Hij is de eenige uit het geslacht, die opera's in Italiaanschen stijl heeft geschreven en heeft als zoodanig grooten invloed gehad op den zeer met hem bevrienden Mozart. Terwijl men in vroeger jaren nog al minachtend oordeelde over het werk van den jongsten zoon van den grooten Joh. Seb., is men in de laatste jaren meer aandacht er aan gaan wijden en heeft men moeten erkennen, dat zijn composities inderdaad verre boven middelmaat zijn. Dientengevolge ziet men thans zijn naam ook weer op de hedendaagsche programma's verschijnen. Hij schreef concerten, sonates en symphonieën, talrijke kerkelijke werken, 16 Italiaansche opera’s, o.a.: Catone in Utica, Alessandro nelle Indie, Orjone, alsmede 4 Fransche opera's, waarvan vooral Amadis des Gaules succes had, en tallooze werken voor piano.