* 29. 10. 1857 te Delft, ontving de eerste muzieklessen van zijn vader, destijds klokkenist en organist van de Nieuwe Kerk aldaar en studeerde verder aan de Koninklijke Muziekschool te 's-Gravenhage. In 1875 einddiploma en als muziekleeraar te Groningen.
Hier trad hij verscheidene malen als solist op en dirigeerde hij verscheidene koren. In 1880 directeur van de Muziekschool te Zaandam. In 1890 vestigde hij zich te Amsterdam, waar bij sedert vele jaren leeraar in harmonie aan de Muziekschool van de Mij. t. b. d. T. is. Van 1910 tot 1914 vormde hij met de heeren Jan Vel (viool), Simon van Adelberg (alt) en I, Mossel (violoncel) een kamermuziekgezelschap, dat elk jaar in de kleine Concertgebouwzaal een paar avonden gaf, waarop vele nieuwe, vooral Fransche werken werden ten gehoore gebracht. Van K.'s composities zijn in druk verschenen: Drie praeludiums en fuga's voor orgel; 14 klavierstukken (in twee deeltjes). Variaties voor piano op een eigen thema, een sonate voor piano en viool en een sonate voor piano en violoncel. Variaties en fuga op een Duitsch volksliedje voor 2 piano's en een kwartet voor piano en strijkinstrumenten. Van 1912 tot 1923 was hij als muziekcriticus aan het Nieuws v. d. Dag verbonden.