Muziek lexicon

Mr. G. Keller en Philip Kruseman (1932)

Gepubliceerd op 15-06-2021

Jan adamsz. reinken

betekenis & definitie

(Portret: plaat 50), * 27 4. 1623 te Wilshausen in den Elzas (gelijk M. E.

Houck in het Tijdschr. v. Ned, Muziekgesch. heeft uiteengezet, niet te Deventer, zooals veelal wordt beweerd), ✝ 24. 11. 1722 te Hamburg, organist. Vergezelde 1637 zijn vader, toen deze naar Deventer trok. Was tusschen 1654 en 1657 leerling van Heinr. Scheidemann, daarna korten tijd organist aan de Bergkerk te Deventer, en volgde 1663 zijn leermeester op als organist aan de Katharinekerk te Hamburg, na sinds 1658 zijn adjunct te zijn geweest. Stond bij zijn tijdgenooten in eere als orgelvirtuoos, en Bach heeft menigmaal van Lüneburg een bedevaart ondernomen naar Hamburg om hem te hooren. Zijn Hortus musicus voor twee violen, alt en bas (1687) is in 1887 door J. C. M. van Riemsdijk opnieuw uitgegeven voor de Ver. v. Ned. Muziekgesch., (Deel 14 jrg. 1886), die ook zijn Partite diverse (als deel 13) in haar publicaties opnam. Een herdruk van zijn Toccata voor orgel en een ballet bezorgde Buchmayer in 1927. Zie ook: A. Pirro: Notes pour servir éventuellement ä la biographie de Reinken in het Scheur',eer-leest schrift 1925.

< >