Muziek lexicon

Mr. G. Keller en Philip Kruseman (1932)

Gepubliceerd op 15-06-2021

Jacques pierre joseph rode

betekenis & definitie

* 16. 2. 1774 te Bordeaux, ✝ 25. 11. 1830 op het kasteel Bourbon bii Damazon (Lot-et-Garonne), violist. Was leerling van Fauvel te Bordeaux en Viotti te Parijs. werd aanvoerder der tweede-violen in het Théâtre Feydeau te Parijs, later tot 1799 soloviolist van den Grand Opéra.

Bij de opening van het Parijsche Cons. werd hij professeur de violon doch hij was meer op reis, in Holland, Engeland, Spanje, enz. dan te Parijs. In 1803 vergezelde hij Boieldieu naar St. Petersburg en bleef daar 5 jaar als soloviolist van Alexander I. Toen hij, te Parijs teruggekeerd, daar koel werd ontvangen, ging hij weer op reis. Te Weenen maakte hij o.a. kennis met Beethoven, die hem zijn vioolsonate op. 96 opdroeg. In 1814 huwde hij te Berlijn, bleef daar geruimen tijd, keerde naar Parijs terug, doch sloeg daar 1828 zulk een fiasco, dat hij zich op zijn landgoed Chateau-Bourbon terug trok. Zijn composities staan bij de violisten nog steeds in eere. Hij schreef 13 vioolconcerten, een aantal strijkkwartetten, 8 Sonates brillantes voor viool met begeleiding van viool, alt en cello, 24 caprices, die tot het beste behooren, wat er voor vioolstudie ooit is geschreven (Jenö Hubay heeft ze 1910 opnieuw uitgegeven), 12 études, duetten voor twee violen, variaties voor viool met orkest, idem met strijkkwartet, een fantasie met orkestbegeleiding, enz. Zijn variaties in G-dur waren later het paradestuk van Catalani en andere zangeressen. Met Kreutzer werkte hij ook aan Baillots (zie daar) beroemde Méthode de violon mede. Zie verder A. P o u g i n, Notice sur R. (1874).

< >