Muziek lexicon

Mr. G. Keller en Philip Kruseman (1932)

Gepubliceerd op 15-06-2021

Jacques offenbach

betekenis & definitie

(Portret: plaat 17), * 20 (217). 6. 1819 te Keulen, ✝ 4. 10. 1880 te Parijs, zoon van den voorzanger der Joodsche gemeente Isaac O., eigenlijk Eberscht geheeten, componist. Kwam ais knaap op het Parijsche Cons. en werd voor violoncellist opgeleid.

Ving zijn carrière aan als cellist bij den Opéra Comique, werd 1849 dirigent bij de Comédie Française en componeerde intusschen parodieën op Lafontaine’s fabelen en een opera comique Pepito, die geen succes had. Hij liet zich daardoor niet ontmoedigen, bleef componeeren en begon genoegen van zijn werk te beleven. In 1855 sloeg hij zijn slag, pachtte een schouwburg, waaraan hij den naam „Bouffes Parisiens" schonk en daar werden onder zijn leiding (1855—1866) een reeks van zijn opera's bouffes opgevoerd, die groot succes hadden. In 1866 legde hij de directie er van neer, doch van 1872 tot 1876 nam hij de leiding van het Théâtre de la Gaîté op zich, waarna hij een reis door Amerika maakte. Te Parijs teruggekeerd is hij daar 1880 gestorven. Offenbach is een zeer vruchtbaar componist geweest. Aanvankelijk schreef hij één-acters, half-komisch, half sentimenteel: La Chanson de Fortunio (1861), le mariage sous la lanterne (1857), waarin slechts enkele personen optraden. Daarop kwam hij, in navolging van Hervé (Petit Faust), met satyrieke en parodiëerende operettes voor den dag. Zijn parodieën op de Grieksche mythologie (Orphée aux Enters — 1858) en de Ilias (La belle Hélène —- 1864), zijn satire op het Parijsche leven (La vie Parisienne — 18fi>6) en het keizerrijk (La grande duchesse de Gerolstein — 1867), enz., sloegen in gelijk slechts weinige en wie ze thans met koeler oog beziet dan in de dagen der premières dier werken, zal tot de erkenning moeten komen, dat Offenbach een musicus van groote talenten is geweest, handig, knap en begaafd met een buitengewoon gevoel voor rythme. Hij moge dikwijls banaal, soms zelfs triviaal zijn, dat er een echt kunstenaar in hem school, bewijst menig oogenblik uit die scenisch zoowel als muzikaal dwaze operettes. Dat het hem aan muzikaliteit niet ontbrak, heeft Offenbach ten overvloede me! zijn Contes d'Hoffmann bewezen, een opera van ernstiger karakter, welke eerst na zijn dood, in 1881, te Parijs is opgevoerd. Onlangs heeft Robert Haas in de Nat. Bibliotheek te Weenen nog twee partituren van hem gevonden: Les braconniers en La lune. De vrucht van zijn reis naar Amerika is zijn Notes d'un musicien en voyage, welk boek 1877 verscheen en grooten opgang maakte. Zie verder: Louis Schneider, O. (Parijs 1923), Paul Bekker, J. O. (1909), E. R i e g e r. O. und seine Wiener Schule (1920), J. O. Beiträge zu seinem Leben und seinen Werken, uitgegeven door Kurt Sol dan 1924).

< >