Portret plaat 80 J, * 19. 1. 1848 te Olbernhau, ✝ 12. 5. 1924 te Nikolassee, studeerde te Leipzig muziek en philologie, werd 1871 Dr. phil. en tegelijk leeraar aan het cons. te Leipzig. Werd 1876 schouwburgdirigent te Metz, werd reeds het volgende jaar benoemd tot universiteitsdirigent te Rostock; 1880 werd hij er stedelijk muziekdirecteur, 1884 professor.
In 1887 trad hij als universiteitsdirigent te Leipzig op, werd bestuurslid der „Bachgesellschaft" en dirigent van den „Riedelverein" en riep 1890 de „Akademische Orchesterkonzerte" in ✝ leven. In 1904 werd hij gewoon hoogleeraar te Berlijn, 1907 directeur van 't Instituut voor kerkmuziek en 1909 directeur der Hochschule. Kr. heeft veel gedaan tot bevordering van het muziekonderwijs op de lagere school en zijn Musikalische Zeitfragen, waarin hij het muziekleven aan een ernstige kritische beschouwing onderwerpt, heeft inderdaad een stoot in de goede richting gegeven. Algemeen bekend en veel gebruikt is zijn Fiihrer durch den Konzertsaal, waarvan de eerste druk in 1887—1890 het licht zag. Verder vermelden wij Geschichte des neuen deutschen Liedes (1912), Geschichte der Oper (1919), Einführung in die Musikgeschichte (1920), Bachkolleg (1922). Hij schreef voorts vele artikelen in muziektijdschriften.