* 8. 5. 1844 te Kiel, ✝ 6. 9. 1929, teWeenen, zoon van Karl G., studeerde te Kiel en te Weenen, o.a. bij Brahms. Werd leeraar aan het Conserv. der Musikfreunde, 1913 professor.
Was 1892—1896 dirigent der Wiener Singakademie en van den Orchesterverein für Klass. Mus., sinds 1899 tevens lector voor muziektheorie aan de universiteit. Componeerde twee symphonieën, een Sinfonietta, twee viool-, twee cello- en twee pianoconcerten, kamermuziek, pianomuziek, liederen, de rhapsodie voor soli, koor en orkest: Der Spielmann (1905), de ballade voor soli, koor en orkest Wittenberg, de opera's Der Richter von Zalamea en Die heilige Zita enz.