* 12. 5. 1886 te Graz, componist, ontving het eerste muziekonderricht a.h. cons. van zijn geboortestad, studeerde tevens in de rechten, waarin hij 1909 promoveerde. In 1910 werkte hij nog aan het conserv. te Leipzig bij Max Reger en Hans Sitt.
In 1913 werd hij leeraar in de muziektheorie aan het cons. te Straatsburg, na den oorlog vestigde hij zich te Heidelberg, en werd in 1924 tot leeraar voor compositie aan het Leipziger conserv. benoemd. Hij componeerde verschillende koorwerken, o.a. Weihnachtsoratorium (1922), Hymnus an den Wind, orkestwerken, o.a. Variationen und Fuge iiber ein Thema von Bach (1922), Kleine Abendmusik, orgel- en kamermuziekwerken. Verder schreef hij eenige theoriewerken o.a. Allgemeine Musiklehre (1924), Lehrbuch der musikalischen Analyse (1926), Regers Harmonik.