Muziek lexicon

Mr. G. Keller en Philip Kruseman (1932)

Gepubliceerd op 15-06-2021

Hans richter

betekenis & definitie

(Portret: plaat 33), * 4. 4. 1843 te Raab (Hong.), ✝ 5. 12. 1916 te Bayreuth, dirigent. Na den dood zijns vaders, die kerkdirigent was, in 1854, werd R. koorknaap bij de Weensche hofkapel, was 1860—1865 leerling van het

cons, voor compositie, piano en hoorn, was 18621866 lid van het orkest van het Kärntnertor-theater, bracht daarna ruim een jaar door bij Wagner te Lucern, die hem zijn Meistersinger-partituur persklaar liet maken. Op aanbeveling van Wagner werd hij 1868 koordirigent van de opera te München, leidde 1870 te Brussel de repetities van Lohengrin, was 1871—1875 kapelmeester der Nationale Opera te Pest en werd 1875 kapelmeester van de Hofopera te Weenen. Tevens trad hij op als dirigent der Philharm. concerten (tot 1898), terwijl hij ook 1880—1890 dirigent was van de concerten der „Gesellschaft der Musikfreunde". In 1878 werd hij tweede, in 1893 eerste kapelmeester der hofkapel. Na 1900 zien we hem als dirigent der Hallé-concerts te Birmingham, nadat hij reeds 1885 de muziekfeesten aldaar had gedirigeerd, in 1904 was hij leider van de operavoorstellingen in Covent Garden te Londen. In 1910 trok hij zich uit het openbare muziekleven terug en 1912 vestigde hij zich te Bayreuth. Vermelden wij nog, dat hij in 1876 de eerste Nibelungen-uitvoeringen te Bayreuth had geleid, het volgend jaar beurtelings met Wagner, de Wagnerconcerten te Londen had gedirigeerd, sedert een der vaste dirigenten was bij de uitvoeringen te Bayreuth en meer dan eens de leider is geweest van de bekende Niederrheinische Musikfeste. Richter was een meesterlijk dirigent, doorkneed kenner van elke partituur van Mozart tot Brahms en Wagner, en met een bewonderenswaardige zekerheid elk concert en elke uitvoering leidend. Wagners brieven aan R. werden 1924 door L. Karpath in druk gegeven.

< >