Muziek lexicon

Mr. G. Keller en Philip Kruseman (1932)

Gepubliceerd op 15-06-2021

Gerrit kok

betekenis & definitie

* 4. 12. 1828 te Amsterdam, ✝ 17. 12. 1899, instrumentmaker, die, tezamen met zijn broeder Jan Wagenaar Kok, na in de leer te zijn geweest bij den Franschen instrumentmaker L. Bernadel (die te Amsterdam gevestigd was) na diens dood in 1848 een atelier voor de vervaardiging van strijkinstrumenten oprichtte, onder den naam Gebrs.

Kok. Het aantal nieuwe instrumenten door K. vervaardigd, wordt op 50 a 60 stuks geschat; als kundige reperateurs genoten de gebroeders eene uitstekende reputatie.

< >