Muziek lexicon

Mr. G. Keller en Philip Kruseman (1932)

Gepubliceerd op 15-06-2021

Georg wilhelm rauchenecker

betekenis & definitie

* 8. 3. 1844 te München, ✝ 17. 7. 1906 te Elberfeld, was leerling van Th. Lachner (piano en orgel), Baumgartner (contrap.), Jos.

Walter (viool). Was 1860—1862 violist te Lyon, tot 1868 kapelmeester te Aix en Carpentras, 1869 directeur van het cons. te Avignon, 1870 te Zürich, 1871 muziekdirecteur te Lenzburg (Zwits.), 1873 directeur van het muziekcollege te Wintherthur, 1875 organist aldaar, 1884 dirigent der Philharmonie te Berlijn, 1885 dirigent van de orkestvereeniging te Barmen. In 1889 richtte hij te Elberfeld een muziekschool op,werd er dirigent der muziekvereeniging, verkreeg 1905 den titel van Kgl. Musikdirektor. Componeerde o.m. de cantate Niklaus von der Flüe (1874 op het muziekfeest te Zürich bekroond], een aantal opera s (Don Quixote 1897, Sanna, 1898, Adelheid von Burgund, 1893, Ingo, 1893, Die Florentiner, 1910), 2 symphonieën en andere orkestwerken, kamermuziekwerken, koren, enz.

< >