(eig.: Vögely),, * 30. 5. 1876 te Schatthausen. Kwam, na het cons. te Karlsruhe bezocht te hebben, als volontair-kapelmeester bij den hofschouwburg te Meiningen, ging 1903 naar Berlijn, waar hij de Hochschule bezocht, later nog les nam van Gernsheim, en is thans, na in verschillende steden op muzikaal gebied werkzaam te zijn geweest, sinds 1920 stedelijk zangleeraar te Berlijn.
Schreef een Harmonielehre, piano-composities, liederen, werken voor fluit, een Schuberthymne (Novalis) voor orkest, enz.