* 1788 te Berlijn, ✝ 10. 6. 1849 te Enghien les Bains, zoon van bovengen., pianist en leerling van het Parijsche conserv. (Adam en Catel). Van 1803 tot '06 woonde hij te Weenen, waar hij Clementi hoorde.
Te Parijs teruggekeerd maakte hij spoedig naam als pianist en leeraar. Van 1814 tot 1823 te Londen gevestigd, richtte hij 1824 met Pleijel te Parijs een pianofabriek op waarmede hij veel geld verdiende. Als leermeester was hij zeer gezocht; hij is een der grondvesters der moderne pianotechniek. Zijn Méthode pour apprendre le piano-forte is in dat opzicht een standaardwerk.Veel aandacht wijdde hij ook aan de linkerhand (waarvoor hij verscheidene studiewerken schreef) en aan de pedaaltechniek. Vele zijner composities behooren tot het genre salonmuziek, maar ook schreef hij een aantal belangrijke grootere werken, o.a. 5 pianoconcerten, rondo’s, fantasieën en variaties met orkest, 1 pianoseptet, 1 pianosextet, 2 pianokwintetten, vioolsonates, 10 sonates voor piano 2 handen en 3 sonates voor piano 4 handen en verschillende études (vooral op. 20, 88 en 143 zijn belangrijk). Behalve bovengenoemde pianomethode schreef hij ook een harmonieleer Traité d'harmonie du pia. niste (1849). Tot zijn leerlingen behooren Camille Pleyel, Mme Fel. Pleyel en Stamaty.