* 26. 1. 1852 te Londen, studeerde a. d. R.
A. o. Music en daarna (met het Mendelssohnstipendium) te Keulen bij Ferd. Hiller. In Engeland teruggekeerd werd hij dir. a. h. Brighton-Aquarium, werd 1889 curator en 1890 leeraar a. d. R. Ac. o. Mus., heeft zich vooral verdienstelijk gemaakt als vereerder van Wagner, over wiens werk hij lezingen hield en wiens Meistersinger en Rienzi hij in het Engelsch vertaalde. Van zijn talrijke composities noemen wij 4 operettes, 2 opera's (Morte d'Arthur en Nordisa), vele cantates, verschillende declamatoria m. orkest (True Thomas, The minstel's curse, The witch's songj, ouvertures (Ossian en Prospero), entre'acte muziek bij verschillende tooneelwerken (o.a. Tha black tulip, The termagant), orkestsuites, (Rumänische suite, Im Schwarzwald), een dram. orkestscène: Pippa passes, zangwerken. Ook schreef hij verschillende theoretische werken The orchestra and how to write for it (1895), Modern composition (1909), enz.